De Omgevingswet is de grootste stelselherziening binnen het ruimtelijk domein. De Omgevingswet is één wet die 26 bestaande wetten integreert die betrekking hebben op de fysieke omgeving. De Omgevingswet vormt het nieuwe wettelijk kader voor onderwerpen als milieu, natuur, ruimtelijke ordening, lucht, bodem, waterbeheer, geluid en monumentenzorg. Met deze versimpelde wetgeving moet het makkelijker worden om ruimtelijke projecten te starten. De nieuwe wet moet ook meer ruimte bieden voor particulier initiatief en participatie. Dit wordt gedaan door algemene regels vast te leggen in plaats van gedetailleerde vergunningen. Daarnaast is het streven dat bij het beoordelen van initiatieven de houding ‘nee, tenzij’ verandert in ‘ja, mits’.
Daarnaast wordt de hoeveelheid Algemene Maatregelen van Bestuur teruggebracht van 117 naar 4 en worden de 120 ministeriële regelingen teruggebracht naar circa 10. De procedure voor het aanvragen van een omgevingsvergunning gaat voortaan via één loket. De procedure gaat bovendien van 26 naar 8 weken.
De vier doelstellingen van de Omgevingswet:
- Een samenhangende benadering van de fysieke leefomgeving in:
- Beleid
- Besluitvorming
- Regelgeving
- Vergroten van bestuurlijke afwegingsruimte voor de fysieke leefomgeving;
- Vergroten van inzichtelijkheid, voorspelbaarheid en gebruiksgemak van het omgevingsrecht;
- Versnellen van besluitvorming over projecten in de fysieke leefomgeving.
Ruimtelijke adaptatie Omgevingswet
Met de implementatie van de Omgevingswet in 2021 wordt de wet- en regelgeving rondom ruimtelijke projecten grootschalig hervormd. Deze nieuwe wet bundelt wetten voor milieu, water, natuur, ruimtelijke ordening en bouwen. Overheden zoals gemeenten, provincies en waterschappen krijgen met de wet meer afwegingsruimte voor het gebruik en de ontwikkeling van ruimte zodat deze beter afgestemd kan worden op lokale ambities.
Om een klimaatbestendig Nederland te realiseren zal ruimtelijke adaptatie een plek moeten krijgen in de (instrumenten) van de Omgevingswet. Deze pagina ontsluit informatie over en ervaringen met ruimtelijke adaptatie in de Omgevingswet.
Het doel ven de Omgevingswet is meer vrijheid voor lokale overheden. Dit houdt in dat op landelijke schaal enkel hoofdlijnen en doelstellingen worden vastgesteld voor het gebruik, het beheer, de bescherming en het behoud van het grondgebied. Binnen deze kaders kunnen lagere overheden zelf plannen maken en maatschappelijke partners uitnodigen om met ideeën te komen. Op deze manier kan een brede vorm van participatie gestimuleerd worden.
In het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie hebben overheden afgesproken om hun doelen en ambities voor ruimtelijke adaptatie in omgevingsvisies vast te leggen.
Meer toezicht in de bouw via de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb)
Bewoners en gebruikers willen kwalitatief goede gebouwen. Bijvoorbeeld met een goede brandveiligheid en een laag energieverbruik. De overheid wil meer toezicht en controle in de bouw, zodat bouwers zich aan de geldende regels houden. De wet Kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) gaat hiervoor zorgen.
Het nieuwe stelsel geldt eerst alleen voor bouwwerken in de laagste gevolgklasse. Dit zijn bijvoorbeeld eengezinswoningen en kleinere bedrijfspanden. Dat geeft alle betrokken partijen de kans om ervaring op te doen met de nieuwe werkwijze voor toezicht in de bouw.
Status: Wkb gaat stapsgewijs in vanaf 2024
De wet Kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) gaat naar verwachting vanaf 1 januari 2024 stapsgewijs in. Dat hebben de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten aangegeven.
De veranderingen uit de Wkb gelden (naar verwachting) tot en met 2028 alleen voor eenvoudige bouwwerken. Dit zijn bijvoorbeeld eengezinswoningen en kleinere bedrijfspanden. Daarna volgen de andere bouwwerken. Hierdoor kunnen bouwbedrijven en gemeenten stap voor stap ervaring opdoen met het nieuwe toezicht in de bouw.
Doel: minder gebreken bij nieuwbouw en verbouw
Het kabinet wil dat bouwbedrijven de kwaliteit van hun werk beter controleren. Zo kan de bouwkwaliteit van gebouwen verbeteren door minder bouwfouten en gebreken. Bijvoorbeeld constructiefouten, brandonveilige situaties, onvoldoende isolatie of een slecht functionerende ventilatie. Ook hoeven bouwbedrijven minder kosten te maken voor het herstel van bouwfouten. En het werk van onafhankelijke controleurs (kwaliteitsborgers) wordt makkelijker en sneller, omdat de bouwers zelf al veel gecontroleerd hebben.
Bron: Rijksoverheid